Wedstrijden worden regulier gehouden. Tijdens de wedstrijden kan een deelnemer zijn vorderingen testen in een situatie die door de spanning van deelname weer iets dichter de praktijk benaderd.
Bij de wedstrijden worden er voor stoten en schoppen punten geteld. Daarnaast wordt ook naar de uitvoering gekeken. De uitkomst van beide factoren bepaalt de winnaar. Tijdens deze wedstrijden worden in ieder geval handschoenen, scheenbeschermers, bitje en een tok gedragen. In voorkomende gevallen ook een bodypantser en hoofdbeschermer. Dit is afhankelijk van de organisatie en de categorieen waarin gevochten wordt. Tijdens wedstrijden kan een leerling niet bij een leraar terecht voor advies of coaching. Leraren zetten zich de gehele dag in voor het goede verloop van de gevechten.
Sparren is erg belangrijk in het Wing Chun Kung Fu én de meeste andere gevechtsstijlen. Op deze manier wordt een flink uithoudingsvermogen opgebouwd en leert men incasseren en reageren tijdens gevechtssituaties. Het is ook goed voor het zelfvertrouwen. Langzaam bouwt men door het sparren wat gevechtservaring op.
De volgende punten moeten altijd worden onthouden:
- Reageren
- Reageer niet voordat je weet wat er aan de hand is. Je moet eerst voelen wat er aan het gebeuren is. Als er geen aanval is reageer dan niet. Zoek het zwakke punt. Het gaat erom waar de energie toegepast wordt. Onthoudt om uit te stappen en de centerlijnen te gebruiken als er een grote kracht op je af komt. Een klein persoon kan niet een potje dollen maar moet goed raken. Jaag niet op de handen van je tegenstander. Maak geen willekeurige bewegingen. Iedere actie/aanval moet resultaat boeken. Gebruik het verrassingselement. Wees altijd ontspannen.
- Stoten
- Ga eerst goed voor de tegenstander staan voordat je gaat stoten. Ga niet alleen stoten uitwisselen maar let ook goed op je verdediging. Je moet door de tegenstander heen stoten en niet op de oppervlakte mikken. Richt je op het lichaam van je tegenstanders en stoot op de centerlijn. Als je de centerlijn gebruikt ben je een stuk sneller dan je tegenstander. Volg altijd de kortste route (dus haal voor een stoot niet eerst de arm naar achter, maar stoot direct en recht). Trek altijd snel terug. Je hoeft niet altijd hoog te raken, dit maakt je open voor lage stoten.
- Trappen
- Als je de centerlijn gebruikt ben je meestal sneller dan je tegenstander. Volg altijd de kortste route. Als je tegenstander een been optilt om te trappen, kun je je been optillen om naar zijn standbeen te trappen of om, gebruik makend van de centerlijn, zijn trap te blokkeren. Stap altijd naar voren als je tegenstander trapt. Als je tegenstander trapt kun je voor het kruis gaan.